Het respiratoir syncytieel virus – beter bekend als het RS-virus – is een verkoudheidsvirus. Bijna iedereen raakt er vroeg of laat mee besmet. Meestal is er niet veel aan de hand. Toch kunnen baby’s door het virus in het ziekenhuis, en zelfs op de intensive care, belanden.
Het RS-virus is een verkoudheidsvirus dat overal en in alle leeftijdscategorieën voorkomt. Voor de meeste volwassenen is het niet meer dan een verkoudheid en ook het grootste deel van de kinderen wordt niet ziek. De meesten herstellen binnen twee weken, maar bij sommigen kan de infectie ernstig verlopen en ziekte veroorzaken in de lage luchtwegen. Hoe jonger je bent, hoe groter het risico om ernstig ziek te worden. Vooral baby’s tot zes maanden kunnen erg ziek worden van het virus. Daarnaast lopen vooral te vroeg geboren kinderen en kinderen met een afwijking of syndroom een verhoogd risico. Net als mensen met een zwakke gezondheid of lagere weerstand.
Symptomen RS-virus
Kinderen met het RS-virus zijn verkouden, suf, snotterig, benauwd en ze hebben last van slijm. Het kan zijn dat ze moeite hebben met ademen en minder drinken. Soms heeft het kind koorts of oorpijn. Is je kind verkouden en wordt het langzaam ziek, dan is het zaak om hem of haar goed in de gaten te houden. Je kunt paracetamol in een zetpil geven en de neus spoelen en vrijhouden met zoute neusdruppels. Is het kind benauwd, ademt het een paar seconden niet of drinkt het de hele dag slecht? Dan is het belangrijk om de huisarts of de huisartsenpost te bellen.
Het RS-virus is enorm besmettelijk. Verkouden kinderen, die het virus onder de leden hebben, niesen en hoesten er vaak vrolijk op los. En met een beetje pech vegen ze ook hun snot nog aan hun mouwen af. Wat helpt, zijn de maatregelen die ook voor Covid gelden, zoals afstand houden en handen wassen. Probeer baby’s niet fysiek in contact te laten komen met verkouden mensen.
Wordt jouw kind onverhoopt toch ernstig ziek, dan zorgen de hulpverleners in het ziekenhuis ervoor dat het hem of haar aan niks ontbreekt. Kinderen die op de spoedeisende hulp terecht komen, worden goed gemonitord. Als het zuurstofgehalte in het bloed te laag is, krijgen ze zuurstof toegediend via een zuurstofbrilletje. Als het kind zo hard moet werken dat het niet genoeg energie meer heeft om te drinken, krijgt het een sonde. In Nederland krijgt gemiddeld 100 procent van de kinderen het RS-virus, 10 procent van hen gaat naar de huisarts. Weer 10 procent daarvan wordt in het ziekenhuis opgenomen. Van de groep die daarna overblijft, komt 1 baby op de intensive care terecht. Degenen die in het ziekenhuis terechtkomen met het RS-virus worden ondersteund en geholpen tot hun lichaam het virus heeft opgeruimd.
Maternale immunisatie
Onlangs is de vaccinatie die gebruikt kan worden voor maternale immunisatie goedgekeurd. Zwangere vrouwen kunnen – als dit wordt goedgekeurd door de Gezondheidsraad – straks kiezen voor de inenting die het kind in de eerste maanden van zijn of haar leven beschermt tegen het virus. De moeder krijgt de prik en de antistoffen worden via de placenta overgebracht op het kind. Dit biedt bescherming tot zes maanden na de geboorte.
Onlangs is de vaccinatie die gebruikt kan worden voor maternale immunisatie goedgekeurd
Sanne’s zoon belandde met het RS-virus op de intensive care
De zoon van Sanne Vermulst (38) kreeg toen hij zeven weken oud was het RS-virus. Hij werd zo ziek dat hij naar een academisch ziekenhuis moest en op de intensive care belandde.
“Vik was net zeven weken oud toen mijn man ik op een zondagavond met hem op de bank zaten. We merkten dat hij vervelend aan het hoesten was. Ook spuugde hij. Vik had last van reflux, dus we waren eraan gewend dat hij voeding teruggaf, maar dit keer zat er veel slijm bij. Ik vroeg me af of hij het RS-virus had. Mijn man probeerde me gerust te stellen, maar het zat me niet lekker. De volgende dag zijn we naar de huisarts gegaan. Uit voorzorg stuurde zij ons door naar het ziekenhuis. Daar zagen ze dat hij niet helemaal in orde was, maar we werden toch terug naar huis gestuurd. Als het niet goed ging, mochten we direct terugkomen.
Die nacht dronk hij langzaam en spuugde ongeveer de helft weer uit, dus gingen we de volgende ochtend terug naar het ziekenhuis. Omdat hij de kracht niet meer had om te drinken kreeg hij sondevoeding. Later kreeg hij ook zuurstof toegediend via een zuurstofbrilletje.
Op aanraden van de artsen gingen we naar huis. Ik was tenslotte niet lang geleden bevallen en we hadden nog een kind thuis. Maar die nacht werden we rond half vier gebeld. We moesten naar het ziekenhuis komen, omdat ze een infuus wilden plaatsen. We wisten meteen dat het foute boel was. Eenmaal in het ziekenhuis bleek dat Vik overgeplaatst moest worden naar een academisch ziekenhuis. Met de ambulance werd hij naar Maastricht gebracht. Daar kreeg hij bevochtigde verwarmde zuurstof. Het was kantje boord. Pas na vier dagen ging het beter. Zijn voeding werd weer opgebouwd en hij mocht terug naar het streekziekenhuis. Daar is hij een week gebleven.
Het is inmiddels acht jaar geleden, maar het doet nog steeds iets met me als ik erover vertel. Een paar keer dachten de artsen dat Vik het niet zou halen, dat hakt erin. Hij is de afgelopen jaren vaker opgenomen in het ziekenhuis en krijgt nog elk jaar een griepprik. Veel mensen zien het RS-virus nog altijd als een gewone verkoudheid en ons verhaal als een incident, maar dat is helaas niet zo.”
Deze uitgave werd mogelijk gemaakt door Pfizer bv, PP-RES-NLD-0001